dinsdag 12 november 2013

Nix


[Tekst van de toespraak van Nora Kouwenhoven op de reünie op 9-11-2013, zoals die ook in het speciale nummer van Verselolque te vinden is]


Het begon in 1964. Ik kende de gebouwen, want mijn zus was al Vondeliaan. Zij kwam thuis met Franse chansons, ingewikkelde Latijnse teksten, Griekse woordjes die ik niet kon lezen en ze zat op dansles. Ter ere van het vijfjarig lustrum kreeg ze een lichtblauwe baljurk en queeny’s. Jaloezie en ontzag voelde ik.

Dat de Vondelwereld veel plebejischer was dan ik had verwacht, merkte ik meteen op de eerste schooldag. Toen wij al tien minuten bezig waren, ging de deur open en slofte Marijke van Mourik naar binnen. Ze was blijven zitten, dus kon ze die eerste tien minuten wel missen. Het sloffen kwam, omdat ze flatjes aan had waarvan de hiel was platgetrapt. Slordige nonchalance. Ik had meteen bewondering voor haar. Zo moet je je gedragen, je niets laten zeggen, zoveel mogelijk doen waar je zin in hebt en er wel voor zorgen dat je niet blijft zitten. Dat werd mijn motto. En, naar het leek, van de hele klas.

Door deze houding was het voor sommige docenten niet prettig om aan ons les te geven. Machtige klassieken, schone kunsten en de magie van de wiskunde, konden niet opwegen tegen keet schoppen. Soms konden we het geleerde hiertoe gebruiken. Tijdens de les van juffrouw Gamma, die ons Latijn bijbracht, versnipperde Karel Baracs een vel papier tot heel veel kleine stukjes die hij vervolgens de lucht in gooide. Toen deze lerares Karel wilde verwijderen, riep hij: "Juffrouw dit is nix. Dit is nix, nivis".

De buigzame aristo geo-driehoek werd gebruikt om natte propjes sigarettenvloeitjes tegen het plafond te schieten, waarna de gehele klas naar de plafondhemel keek, wachtend op de vallende propjes. Toch deden we dit laatste niet bij wiskunde. Bij meneer de Moor haalde je geen grappen uit. Daar zat je te kijken hoe mooi hij met de passer, met het kleine stukje krijt erin, een cirkel op het bord legde. In één klap, helemaal rond. Of een driehoek. Keurige hoeken, loodlijntje erin. Een lust voor het oog. Bij hem ging het om het tekenen, evenals bij meneer Vink. Die tekende uit de hand hele Egyptische veldslagen en speelde ze ook na. Geen idee wat hij allemaal vertelde, maar we zaten geboeid te luisteren. Bij meneer Elderenbosch haalden we ook nooit iets uit, maar dat kwam omdat we bang voor zijn humeur waren. En alle andere leraren en leraressen moesten het ontgelden.

Toen we wat ouder waren, zo halverwege de tweede, ontpopte de passiviteit zich: we lagen veelal met ons hoofd op onze handen en als we een beurt kregen, richtten we ons steunend op. Sommigen dachten dat de wekker ging, als de bel het einde van de les aankondigde. Leerden we dan wel iets? Jawel; neutra zijn op –os alleen: os oris mond, os ossis been en min B plus of min de wortel uit B kwadraat min vier AC gedeeld door twee A.

Maar… was het dan niet leuk op school?
Het was enig. Wat een briljant idee om een school naast een kermisterrein te plaatsen en vlakbij de oude RAI, waar je de hele woensdagmiddag kon sporten. En bij een automatiek in de Van der Helststraat die veelal kapot was, waardoor je de kroketten er zo uit kon halen. Als je dan bij de laatste kroket zei: “meneer hij is stuk”, kreeg je die gratis. En bij de Heinekenbrouwerij waar je een rondleiding kon krijgen die afgerond werd door een paar biertjes. Dit vertier was helaas van korte duur.
Dit alles werd gelardeerd door de mooiste muziek uit de geschiedenis. Elke week kwam er wel weer een singletje uit, dat wij tijdens de tekenles neurieden of zongen, de teksten maar half verstaand. “Do you wanna know a secret”, wat ik verstond als cigarette, want ook bij Engels lette ik niet zo goed op. En de namen van al die bands werden op de pukkels gekrast of geschilderd.

En dan was er de liefde. Die niet wil deugen. A was verliefd op B, B op C, C op D en D op E. En dit ketende maar door. Alleen op een klassenavond, deversorium of schoolfeest werd de keten wel eens doorbroken. Meneer Vink speelde daar een grote rol in: hij stopte de muziek, riep een bepaald woord dat stond voor een handeling. Deed je het verkeerd, dan was je af. Dus je moest op je knieën gaan zitten of met de ruggen tegen elkaar aan gaan staan, hurken of elkaar … omhelzen. Dat laatste. Daar zat iedereen op te wachten als je tenminste met de goede danste. Wat een heerlijke opdracht. Daar kon heel Egypte niet tegenop.

En dan had je de mode: minirokken, zwarte truien, spijkerbroeken met wijde pijpen van Rolf het Ruiterhuis in de Vijzelstraat. Wat was het lastig als meisje om je ouders zo gek te krijgen dat je een spijkerbroek met gulp mocht kopen. Hemel en aarde en uiteindelijk mijn vader heb ik bewogen om een zwarte trui te krijgen.
Het Vondel was een dorp: als er een nieuweling kwam, hingen we uit de ramen om te kijken of het wat was. In de pauze liep iedereen rondjes op het dorpsplein, zomer en winter. Want je mocht er in de lagere klassen niet uit. Daardoor wist je veel van de andere Vondelianen, met name de wapenfeiten: drie dagen geschorst; aan vlecht door lokaal gesleurd door meneer Bent; in de Jozef Israëlskade gesprongen; heeft een spin opgegeten; was bij het Lieverdje en is net niet opgepakt; wil bij de politie, nou ja zeg… Maar ook: heeft een fotografisch geheugen, heeft het uitgemaakt met X, op zo’n gemene manier….

Het gaat op school niet om kennis vergaren. Het gaat om spiekbriefjes in het allerkleinste lettertype, om geheimschrift, om muziek en om die eeuwig moeizame liefde. Met een leuke klas, op een geweldige plek was het Vondel voor mij een gouden tijd.
Nu, bijna vijftig jaar later, denk ik nog steeds als het sneeuwt: dat is nix.

Nora Kouwenhoven

Geen opmerkingen: